Vijf KOPP-overtuigingen 

EN HOE ZE TE TACKELEN

  1. Onze ouder is psychisch ziek en wij zijn psychisch gezond.
    In onze cultuur kijkt men naar gezondheid en ziekte zoals naar zwart en wit – het is het één of het ander. ‘Gezondheid is de afwezigheid van ziekte’ was lange tijd de gangbare definitie. Inmiddels is er gelukkig een verschuiving gaande. Je kunt gezondheid en ziekte veel beter beschouwen als een spectrum met aan de ene kant honderd procent gezond en aan de andere kant honderd procent ziek. De meeste mensen zitten daar ergens tussenin. Dat geldt niet alleen voor fysieke, maar ook voor de psychische gezondheid. Als (één van) je ouder(s) psychische uitdagingen heeft, is de kans dat jij zelf in dat spectrum ook een stukje opgeschoven bent naar de ‘zieke kant’ vrij groot. De oorzaak van verreweg de meeste psychische problemen zijn namelijk sterke, langzamerhand hun doel voorbijschietende overlevingsstrategieën. En overlevingsgedrag, daar heb jij als KOPP noodgedwongen veel van ontwikkeld. Gelukkig kun je door je te daarvan bewust te worden en ermee te werken ook weer de andere kant op schuiven in het spectrum. Neem je psychische problemen serieus. Als je ze onderkent en ermee aan de slag gaat, kan je je heel veel beter gaan voelen. Het is juist het negeren van deze signalen, wat gevaarlijk is.

 

  1. Wij KOPP’ers hebben een heel ander soort problemen dan andere mensen.
    Deze overtuiging heeft mij jarenlang in de slachtofferrol gehouden. Als KOPP ben je niet anders dan andere mensen, jouw emotionele huishouding werkt precies hetzelfde. Weliswaar heb je als KOPP wel meer reden gehad om van jongs af aan overlevingsstrategieën in te zetten. Van dat overlevingsgedrag heb je nu je volwassen bent waarschijnlijk wél meer last dan andere mensen. Ieder mens heeft echter hetzelfde verlangen naar veiligheid, geborgenheid en intimiteit en ieder mens vindt het ook spannend om dat verlangen in te vullen. Ieder mens is daarin ooit door zijn of haar ouders teleurgesteld, aangezien ouders nou eenmaal maar mensen zijn en dus feilbaar. We kennen allemaal, KOPP of niet, de angst om afgewezen of niet geliefd te zijn en we hebben ook allemaal een grens wanneer we juist te weinig ruimte krijgen. Of je je daar nou bewust van bent of niet. Je bent KOPP, en ook mens onder de mensen.

 

  1. Mijn ouders hebben het gedaan. Het is hun schuld dat ik het nu zo zwaar heb.
    Als je deze overtuiging hebt, kijk je in feite naar je ouders door de ogen van het kind dat je ooit was. Zij hadden voor jou de voorwaarden moeten scheppen waaronder jij had kunnen groeien en bloeien. En dat is, door allerlei redenen, niet (goed) gelukt. Daar mag je zeker boos over zijn, een poosje. Maar je moet er niet in blijven hangen.
    Het heeft een functie om een ander de schuld te blijven geven. Het betekent dat jij er niks aan kan doen, dat jou niks verweten kan worden. Dat kan heel geruststellend zijn. Maar is het dat nu nog waard? Als je in je slachtofferrol blijft, kun je ook niet groeien. Je belemmert jezelf ermee, niet een ander.
    Daarnaast merk je, vooral als je zelf kinderen krijgt, dat ouders ook maar mensen zijn. Zij maken fouten. Als je vanuit je kindpositie blijft kijken naar je ouders is dat gegeven misschien onverteerbaar. Maar je bent inmiddels zelf een volwassene en niet meer afhankelijk van je ouders. Je kunt dus ook op een andere manier naar hen gaan kijken. Dat kost moeite, en het levert ook een heleboel op.
    Je komt zelf voort uit je vader en je moeder. Als je (één van) hen afwijst, wijs je ook een deel van jezelf af. Het is dus een belangrijke levenstaak om hen te leren eren, ongeacht hoe ze het ervan af gebracht hebben als ouder.

 

  1. Mijn ouders dragen geen verantwoordelijkheid. Je kunt er toch niks aan doen als je psychisch ziek bent?
    Met deze overtuiging kan je je eigen ontwikkeling eindeloos vastzetten. Als je nooit boos bent geweest op je psychisch lijdende ouder omdat die zieliger is dan jij, ontken je het kind dat jij ooit was. Je zet dan nog steeds je ouder voorop. Als kind móest je dat wel doen. Daarom ligt daar een oude rekening; je bent lang over je grenzen gegaan. Boos zijn is – in elk geval voor een poos – heel hard nodig. Het maakt dat je je ik-grond kan voelen en je evenwicht kan herstellen.
    Boos zijn kan ook zonder dat er sprake is van ‘schuld’. Ouders dragen altijd verantwoordelijkheid voor de kinderen die zij op de wereld zetten, of ze nou ziek zijn of gezond. Zelfs een ouder die psychisch lijdt, kan zijn of haar verantwoordelijkheid nemen. Misschien kan hij of zij de zorg zelf niet aan, maar wel hulp zoeken en zorgen dat de kinderen op een andere manier ondersteuning krijgen.
    De sleutel om met deze polariteit (schuldig versus zielig) om te gaan, ligt in het ontdekken dat verschillende gevoelens naast elkaar kunnen staan. Je kunt je ouders dankbaar zijn en hen erkennen voor het feit dat ze alles hebben gedaan wat in hun macht lag om goed voor jou te zorgen. En daarnaast kun je óók, tegelijkertijd, gevoelens van angst, verdriet of woede hebben omdat zij, ondanks hun inspanningen, ook steken hebben laten vallen. Dat mag. Alleen door die gevoelens te erkennen, kun je er doorheen werken zodat ze in intensiteit gaan afnemen.

 

  1. Pas als het met iedereen goed gaat, ben ik aan de beurt.
    Lang niet alle KOPP’ers hebben het door, maar deze overtuiging is een herhaling van hoe het leven er vroeger aan toe ging. Hij komt het meeste voor bij oudste dochters, maar ook andere KOPP’ers kennen hem. In een veilig gezin komen alle kinderen voldoende ‘aan de beurt’, dat wil zeggen, is er regelmatig aandacht voor hun welbevinden. Maar als er psychische problemen zijn bij de ouders, betekent dat stress. De aandacht gaat naar de problemen van de ouder. Ook jouw aandacht, je was immers afhankelijk van je ouders. Jij kwam als kind zelf pas aan de beurt als het stof van de crisis neergedaald was, als dat ooit al gebeurde. Daarbij moesten ook eventuele broertjes en zusjes gemanaged worden.
    Dat bekende patroon herhaal je in je volwassen leven. Goed voor jezelf zorgen voelt egoïstisch. Je voelt je verantwoordelijk voor iedereen om je heen. Je zorgt voor je moeder, je kinderen, je buurvrouw en je oma. Tot je er zelf bij neervalt.
    Het valt niet mee om dit anders te gaan doen. Instabiliteit van mensen om je heen maakt je namelijk bang. Daar zit de crux; in plaats van te blijven redderen en gladstrijken, mag je aandacht geven aan die angst. Dat is oud zeer en heeft een verhaal te vertellen. Over hoe het leven eruitzag toen jij een afhankelijk kind was, en degenen die jou moesten dragen instabiel waren.

    Nu je volwassen bent, mag je leren om jezelf te dragen.