KOPP-blog: Vakantietriggers

IK BEN EEN BEVOORRECHT MENS. Eind juli maak ik met mijn gezin een prachtige rondreis door Zuid-Afrika. Het is een georganiseerde groepsreis, we rijden met onze bus met 20 mensen in twee weken door verschillende wildparken en prachtige landschappen. We bezoeken Soweto en het huisje waar Nelson Mandela in zijn activistische jaren woonde. We zien alle mogelijke wilde dieren en de totaal andere wereld die Afrika is. Een reis die je één keer in je leven maakt.
Alles is geregeld. Wij hoeven alleen maar op tijd in de bus te stappen. ‘Op tijd in de bus’, dat is natuurlijk een dingetje waar reisleiders goed op getraind worden. De eerste keer komt iedereen lekker ontspannen aankakken, vijf, tien minuten te laat. Onze reisleidster Els maakt daar meteen korte metten mee. Ek het nog nooit enige bagasie gelos nie, wel mense (bagage heb ik nog nooit achtergelaten, mensen wel). Na haar bezielde toespraak met overtuigende non-verbale signalen is niemand de rest van de reis nog meer dan vijf minuten te laat. Over effectief leiderschap gesproken.

Ik mag dan aan yoga, mindfulness, meditatie en andere spirituele dingen doen, verlicht ben ik bepaald niet. Wat heb ik een last van dat effectieve leiderschap van onze Els. Ik sta meteen in de alert-stand. Snel, snel, snel. Zo’n groepsrondreis wordt vol gepland met alle hoogtepunten. Logisch, dat verkoopt, dat is wat mensen willen. De tijdsdruk is daarom steeds hoog, anders halen we het volgende hoogtepunt misschien niet. Els kan daar niets aan doen, zij moet het alleen waar maken. Ze heeft er zelf ook stress van.
Vanwege de corona heeft Zuid-Afrika het jarenlang zonder toeristen moeten doen. Veel horeca heeft de pandemie niet overleefd. Aangezien de communicatie in Afrika er ietsjes anders aan toegaat dan bij ons, weet Els vaak niet van tevoren of we ergens nog zullen kunnen eten. En als dat niet gaat, wat vaak het geval is, dan is het alternatief iets halen bij de benzinepomp. Vet en zoet.

Oei oei, een directieve leider die zelf haast en stress heeft. Da’s mijn vader. Niet kunnen rekenen op drie fatsoenlijke maaltijden per dag. Da’s mijn moeder. Twee van mijn basisthema’s in één vakantie. Deze reis is een oefening in het managen van triggers.
Ik merk dat ik mijn hart sluit en snauwerig en ontevreden word. Een mij heel bekend verongelijkt kind komt bovendrijven. Dat is niet zo gezellig, dus ik sla dat kind weg. Ik merkt het, ik weet beter, maar kan het niet meteen anders doen. Zoveel activiteiten, zoveel prikkels, zoveel mensen om mij heen. En denk maar niet dat ik me kan bezondigen aan mijn gebruikelijke vormen van overlevingsgedrag, Netflixen of kleding shoppen, vergeet dat maar in de Afrikaanse wildernis.(Uiteraard ben ik niet de enige die te kampen heeft met ontwenningsverschijnselen. Waar er wél WiFi is, begraven we ons met twintig man massaal in onze telefoons. Wat de snelheid ervan niet bevordert, natuurlijk, en dus weer een andere vorm van frustratie met zich meebrengt.)

Natuurlijk wil ik de vakantie van mijn leven niet met een gesloten hart vervolgen. Ik ben dus gedwongen om mijn eigen adviezen, die ik altijd aan mijn klanten geef, op te volgen. Practice what you preach.
Tijd voor jezelf nemen. Stilstaan bij wat er in je lijf gebeurt. Letterlijk stilstaan en gewaar zijn zonder verzet. Wat is daar? Een onrustig, gefrustreerd gevoel. Spanning in mijn schouders en kaken. Woede. Hoe oud ben ik hier? Er verschijnt een meisje van zeven. Woedend, maar zodra ik haar woede erken veranderd die in radeloosheid. Waarom is papa altijd zo boos? Ik heb alleen maar een tedere aanwezigheid nodig voor mijn oneindige verdriet. Mijn vader kon dat niet bieden. Het is een gat dat niemand kan vullen, behalve ik zelf. Dat is niet heel groot en onmogelijk, al lijkt dat vanuit het perspectief van een kind wel zo. Ik hoef er alleen maar liefdevol permissie aan te geven, verder doe ik niets. Er stromen een paar tranen, vervolgens is er gefladder in mijn borst en buik. Angst. Dit meisje is een jaar of twee. Waar is mama? Erkenning: ja, wat ben je bang hè. Kom maar bij mij. Bij mij ben je veilig, ik ben er wél voor je. Nietes, repliceert de zevenjarige. De afgelopen dagen was je er niet. Ze heeft natuurlijk gelijk; ik was door al die prikkels tijdelijk niet volwassen aanwezig. Dus ik gééf haar gelijk en ik bied mijn oprecht gevoelde excuus aan. Ik reik opnieuw naar mijn intentie als volwassene, soms lukt het even niet, maar ik wíl er zijn. Zolang ik oprecht ben, zijn mijn innerlijke kinderen erg vergevingsgezind naar mij.
Dit werk helpt onmiddellijk. De verongelijktheid is weg. Natuurlijk golft de dynamiek nog wel een paar keer op en neer, aan de omstandigheden is immers niets veranderd. Maar het is nu veel gemakkelijker te managen.

Als op de laatste reisdag de tranen mij onbedwingbaar over de wangen rollen op het plein waar de twaalfjarige Zolile Hector Pieterson is doodgeschoten, weet ik dat het me gelukt is om mijn hart opnieuw te openen. Al zijn de tranen ongemakkelijk, dat besef is geruststellend.