KOPP-blog: trigger!

STEL JE EEN KIND van een jaar of zes voor. Moeder is overstuur, vader is net woedend de deur uit gelopen. Er is eten op de grond gevallen en de hond schrokt het op, maar dat mag niet, zo weet het kind. Moeder heeft wel eens geschreeuwd dat hij daaraan kon dóódgaan! En het jongste zusje staat te krijsen in de box.
Het kind probeert de hond bij het eten weg te houden maar het is een eigenwijze terriër die zich niet zomaar zijn buitenkansje laat afpakken. Dus hij gromt naar het kind en laat zijn tanden zien. Het kind schrikt zich rot, haar trouwe vriend keert zich tegen haar. Moeder is onbereikbaar. De peuter krijst in de box. Vader is woedend en weg.
Het kind raakt zo overweldigd dat ze heel deze situatie en haar emotionele en fysieke gewaarwordingen van dat moment moet bevriezen. Het is teveel voor haar om te reguleren, wegmaken is nog de enige optie.

Dit speelde dertig, veertig, vijftig jaar geleden. Met die paniek, bevroren in haar lichaam, moest het kind verder. Ze moest oplossingen vinden om om te gaan met de dynamiek en rolverdeling in het gezin. De moeder was bij tijd en wijle niet in functie. Dit meisje nam de verantwoordelijkheid, moest prioriteiten stellen en acties ondernemen met een brein dat nog niet eens begónnen was met het ontwikkelen van zulke vaardigheden. Ze moest ver boven haar macht presteren, door haar angst heen. Deze emotionele staat van zijn werd haar ‘normaal’. Er hing ontzettend veel vanaf; de emotionele overspoeling lag voortdurend op de loer omdat de moeder niet in staat was om de kinderen te helpen reguleren. Ze móest die verantwoordelijkheid wel nemen, al was het maar om de onverdraaglijke ontreddering van het kleine zusje niet te hoeven voelen. Het meisje probeerde hulp te vragen, aan vader, aan andere familieleden, op school, maar niemand keek haar in de ogen en maakte echt contact met haar. Misschien wérd er wel actie ondernomen, maar het kind had daar geen weet van. Zij dacht dat ze het niet goed genoeg uitlegde. Naarmate zij opgroeide, ontwikkelde ze zich enorm in het gebruiken van de juiste woorden, zodat ze misschien ooit begrepen en serieus genomen zou worden. In de puberteit werden die woorden fel en de toon fanatiek.

De beschreven situatie in talloze varianten is die van duizenden KOPP’ers. Ook ik ben zo’n meisje geweest. Ik was taalvaardig en leerde goed en helder uitleggen. Aan mijn woorden lag het niet. Het probleem was dat mensen zich emotioneel niet met mij konden verbinden. Ze kónden niet begrijpen waar ik vandaan kwam. Steeds weer voelde ik mij niet gezien en probeerde het dus nóg beter te verwoorden.

Pas was ik te gast bij een podcastopname. Het onderwerp was traumabewustzijn, een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Ik schreef er een boek over in zorgvuldig gekozen woorden, omdat er veel vanaf hangt dat mensen de impact van trauma leren begrijpen. Alhoewel we bij die podcastopname met zijn vieren waren, voelde ik opnieuw de volledige verantwoordelijkheid en urgentie voor het goed overbrengen van de boodschap. Ik werd weer dat meisje van toen. Mijn woorden waren helder en adequaat, maar binnenin mij zat een kind in paniek. Niemand die het gemerkt heeft. Op de terugweg naar huis heb ik hard gehuild.

Gelukkig weet ik wat ik moet doen als ik getriggerd word. Ruimte geven aan de emotie, door volwassen ogen naar het kind kijken dat ik toen was, er met compassie contact mee maken. Voelen en erkennen hoe afschuwelijk gestrest dit kind was, het alsnog in de ogen kijken en laten weten dat er nu wél een volwassene voor haar is. Ik.

Het blijft ploeteren, dat KOPP zijn.
Maar er is wel een podcast. Zodra de link beschikbaar is, zal ik hem hier plaatsen.