KOPP-blog: Ode aan mijn grootmoeder

HET IS EINDELIJK GEBEURD. Mijn lieve grootmoeder heeft het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld. Ik ben zo blij!
Raar hè.

Toen mijn moeder het allemaal niet meer kon bijbenen met drie kinderen onder de vijf, vijftig jaar geleden, was daar mijn grootmoeder. Ze was net weduwe. Ze woonde een eind weg. Toch kwam ze ieder weekend met een pan soep. Samen met haar zus, en die twee dametjes begonnen dan welgemoed aan de afwas die zich een meter hoog op het aanrecht had opgestapeld. Als ze orde op zaken hadden gesteld, vertrokken ze weer en mijn grootmoeder nam dan één van ons mee, iedere week een ander kind, zodat we een weekje tot rust konden komen.

Mijn moeder trok het allemaal niet en deed rare dingen. Mijn vader in paniek natuurlijk, hij werkte fulltime en had dus geen zicht op wat er thuis gebeurde. Zo moest hij ooit van de buurvrouw horen dat wij uit het raam hingen. Mijn moeder had ons opgesloten en was weggegaan. Het waren jaren van oplopende spanning die uiteindelijk geleid hebben tot een gedwongen opname van mijn moeder. De kinderen werden ondergebracht bij opa’s en oma’s. Ik bij mijn grootmoeder.

Ik weet nog dat we boodschappen deden samen. We liepen door de supermarkt, mijn knuistje stevig vastgehaakt in haar rok. Mijn knokkels zagen er wit van. Grootmoeder demonstreerde mijn verlatingsangst aan haar kennissen, ‘kijk dat arme kind nou toch eens’.
Ik herinner me de natte zoenen die ik van haar kreeg in de kerk. Mijn moeders zoenen vond ik vies, maar die van grootmoeder nooit. Ook demonstreerde grootmoeder ooit aan een familielid hoe handig ze mij in bad deed, in de wastafel namelijk. Dat werd me toch wel een beetje te gek, dus toen huilde ik hard omdat het water te heet was. Wat niet het geval was, maar het had wel het gewenste effect. De aandacht ging weer daar naartoe waar hij hoorde. Naar mij. Ik was drie jaar oud, het middelpunt van de wereld dus. En grootmoeder was de enige die dat snapte.

Bij de scheiding werden wij aan onze vader toegewezen. Hij hertrouwde en er kwam een elegante omgangsregeling met onze moeder. Bij grootmoeder thuis. Mijn broer, mijn zusje en ik brachten dus iedere zomervakantie tenminste drie weken bij grootmoeder door. Zij was zo stevig dat ze de gekte van mijn moeder neutraliseerde. Natuurlijk gaf het verontrustende gedrag van mijn moeder nog steeds stress, toch heb ik me daar nooit onveilig gevoeld. Grootmoeder was er altijd.
Ze woonde in een paradijs. Haar huis stond op een heuvel midden in het bos. Bovendien was er een zwembad. Alleen op die plek konden we eindeloos spelen en kind zijn.

Mijn moeder overleed toen ik 21 was. Grootmoeder deed voor hoe je dat doet, afscheid nemen van een dode. Ze stond bedaard bij het lichaam van haar dochter, onze moeder, en raakte het op een volkomen natuurlijke manier aan. De dood van onze moeder was welkom, het lijden was zo groot geweest.

Wij, mijn broer, zus en ik groeiden op, trouwden. Grootmoeder werd overgrootmoeder. Ik heb meer dan eens ‘gebeden’ dat ze niet zou sterven voordat ik eraan toe was. Al greep ik me niet meer vast aan haar rok, tot ver in mijn volwassenheid heb ik me te instabiel gevoeld om haar te kunnen missen.
Of het door mijn smeekbedes kwam weet ik niet, maar grootmoeder bleef. En we scheidden, kregen nieuwe relaties. Wat mijn moeder in jaren tekort is gekomen, leefde mijn grootmoeder extra, zo leek het wel.

Drie maanden na haar honderdste verjaardag viel ze, en brak ze haar heup. Ze werd geopereerd en nog eens drie maanden later liep ze weer. Niet kapot te krijgen.
Pas een paar jaar later begon ze achteruit te gaan. Ze kwam gevangen te zitten in haar tergend langzaam aftakelende lijfje. Ik bezocht haar zo vaak mogelijk en altijd was ze – precies zoals toen ik een kind was – blij om mij te zien. We dachten dat ze ons nooit zou verlaten, maar uiteindelijk is het haar toch gelukt. De laatste woorden die ze tegen me sprak, waren: tot in de hemel.

Gisteren nam ik afscheid van haar lichaam. Het moment dat ik haar zag liggen, krulden mijn mondhoeken in een glimlach. Zo ontspannen, zo vredig. En eindelijk vrij; op een haar na 110 jaar oud.
Wat ben ik dankbaar dat ik zo’n stabiele factor in mijn leven gehad heb. Zonder haar was ik nooit gekomen waar ik nu ben.
Je blijft altijd bij me, lieve grootmoeder. Jouw stevige, simpele liefde zit nu in mij.