KOPP-blog: Waar rook is, is vuur

KEN JE DAT? JE WEET ZEKER dat je je collega/buurman/partner, of wie dan ook, nou eens precies gaat vertellen hoe je erover denkt. Je hebt de zaken volkomen helder. Je hebt de woorden gerepeteerd. En als puntje bij paaltje komt, laat je gewoon weer over je heen lopen, precies zoals altijd. En je vraagt je af: ben ik een lafaard? Een watje? Een slappe sukkel?

Oh, wat heb ik lang gedacht dat ik een slappe sukkel was. En omdat ik de zaken op andere momenten wél volkomen helder had, dacht ik ook nog dat ik gek was. Als ik me moedig en helder voelde, zette ik zaken in gang die ik, zodra het tijd was om de acties te ondernemen, helemaal niet aandurfde. Of zelfs niet meer begreep. Dat leidde tot zulke beangstigende, vernederende en stressvolle situaties dat ik uiteindelijk maar besloot om geen zaken meer in gang te zetten. Ik kan je vertellen dat zo’n besluit je wereld heel klein maakt.

Wat gebeurt er hier nou eigenlijk? Die vraag krijg ik vaak, want dit overkomt veel KOPP’ers regelmatig. Nou, hier komt ‘ie: we hebben verschillende delen in ons.
En nee, dat is niet gek. Iedereen kent deze delen, in hun onschuldigste vorm worden ze ‘buien’ genoemd. Alle mensen hebben zo hun buien, een kritische bui, een rebelse bui... Iedereen heeft dus vanbinnen zoiets als een criticus, een rebel, een verstandige, een avontuurlijke, die in zo’n ‘bui’ actief wordt. Bij de meeste mensen leven deze verschillende delen in relatieve vrede met elkaar, zodat het niet zo opvalt dat ze er zijn. Maar bij KOPP’ers komen ze onderling vaak in conflict en dat geeft een hele hoop onrust.

De delen ontstaan door (vroegkinderlijk) trauma. Trauma maakt dat er een splitsing ontstaat in onze persoonlijkheid. Er blijft een gezond deel aanwezig, maar er komen ook een traumadeel en een overlevingsdeel bij. Dus neem het voorbeeld van hierboven: jouw gezonde deel weet precies hoe het voor jou zit en kan dat helder uitleggen. Maar zodra je tegenover je collega/buurman/partner – of wie dan ook – zit, is dat gezonde deel ineens nergens te bekennen en je bent helemaal gericht op wat de ander van jou wil of verwacht. In een milliseconde heeft een ander deel van jou het overgenomen. Je kent dat overlevingsdeel vást goed, je noemt het de sukkel, lafaard of watje. Maar daarmee doe je jezelf geen recht. De sukkel is namelijk eigenlijk een held: hij/zij heeft gezorgd dat jij kon overleven.
Dat zit zo. Dit specifieke overlevingsdeel is degene die zich altijd aanpast aan de ander. Je aanpassen aan papa en mama, precies het juiste gedrag laten zien, dat was vroeger misschien wel de enige manier om veilig te zijn in jouw gezin van herkomst. Veel KOPP’ers hebben daarom uitstekend ontwikkelde antennes die feilloos aanvoelen wat het is, dat die ander van hen wil.

Dat aanpassende overlevingsdeel houdt het hele besef van wie-jij-zelf-bent en wat-jij-zelf-wilt effectief buiten de deur. Met je collega/buurman/partner, of wie dan ook, is dat mechanisme dus wel erg onhandig. Waarom zet je nu nog steeds overlevingsgedrag in terwijl het gevaar al geweken is?

Daarvoor moeten we kijken naar het traumadeel. Dat draagt de herinnering aan de traumatiserende gebeurtenis(sen). Het traumadeel weet nog heel goed wat er vroeger gebeurde als jij uiting gaf aan je eigen gevoelens of impulsen. Dan dreigde er iets. Er was geen ruimte voor. Papa of mama werd boos. Of ze raakten van slag, wat misschien nog wel erger was. In ieder geval was wat er dan gebeurde voor jou als baby of klein kind zo bedreigend, dat het overweldigende gevoelens bij jou teweegbracht. En met die overweldigende gevoelens kon je niet leven; een kind in doodsangst kan zich niet ontwikkelen. Dat is de reden dat er een overlevingsdeel ontstaat. Dat vormt als het ware een pleister die de open wond van het trauma beschermt. Dit mechanisme heeft wel een prijs: die pleister verhindert de wond ook om te genezen.
De belangrijkste taak van het overlevingsdeel is om het traumadeel verborgen te houden. En de enige duurzame manier om het overlevingsdeel te laten stoppen met die taak, is het traumadeel juist wél te zien. En het aandacht, erkenning en medeleven te geven. Als je dat doet, komt er een natuurlijke korst op de wond en groeit hij dicht. Dan is er geen overlevingsgedrag meer nodig.

Dus als je helaas achteraf wéér moet constateren dat in het gesprek met deze collega/buurman/partner – of wie dan ook – jouw overlevingsdeel actief werd, kan je jezelf voor je kop slaan en uitschelden. Maar waar rook is, is vuur. Als er overlevingsgedrag tevoorschijn komt, weet je zeker dat er trauma onder ligt.
Hoe je daar dan wél mee omgaat? Dat lees je in mijn volgende blog. Begin maar vast met wat aardiger voor jezelf te zijn.

N.b.: niet iedereen heeft dezelfde overlevingsstrategie. Gebaseerd op wat ik in mijn praktijk zie, zou ik zeggen dat zo’n 80% van de KOPP’ers zich in deze aanpassende strategie herkent.