KOPP-blog: Het belang van samen
PAS OP! JE BENT GEWAARSCHUWD! In mijn praktijk zou je aangestoken kunnen worden met verkoudheid. Of met permissie, ja zelfs met mededogen. Je zou een griepje kunnen oplopen. Of – wellicht – een warm gevoel. Je zou COVID19 kunnen meenemen. Ik wijs geen ongevaccineerden de deur. Maar de kans is veel groter dat je inzicht meeneemt, en hoop, en dat je nieuwe ruimte ervaart omdat je je eindelijk gehoord voelt.
Mijn hond is een heel goede assistent. Voor klanten die dat willen tenminste, en vooral voor wie het mens-menscontact spannend is. Als je binnenkomt en gaat zitten met alle sores en stress van de dag, van de reis of van het contact maken met mij (brrr.. een ander mens), komt hij bij je staan co-reguleren. Als jij je daarvoor openstelt, brengt hij jouw zenuwstelsel in een vloek en een zucht weer naar standje russsssst.
Co-reguleren en zenuwstelsel, daar wilde ik het vandaag eens over hebben. Of met meer dagelijkse woorden: samenzijn en verbinden en de aansturing van activiteit en rust.
Ons zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de mate van activering van ons lijf en brein. Het kan ons lichaam dus activeren, als we ’s ochtends uit ons bed moeten komen bijvoorbeeld, en nog wat verder activeren, als we gaan sporten bijvoorbeeld, en nog wat verder activeren, als we moeten wegspringen voor een aanrazende kleuter op een driewieler bijvoorbeeld. Zo kan het ook in groeiende mate ons brein activeren, als we bij het opstaan de krant gaan lezen, als we een discussie hebben met één van onze kinderen of als onze vader of moeder ineens onaangekondigd voor de deur drama staat te maken.
Gelukkig zijn er niet alleen activerende zenuwen (waar je soms de zenuwen van krijgt), maar is er ook een kalmerend deel. Het deactiverende deel van je zenuwstelsel zorgt er – als het goed werkt tenminste – voor dat je lichaam achter je bureau kan stilzitten, kan ontspannen met een boekje en ’s nachts kan slapen. Dat je brein kan ontspannen met een Netflixserie, kan suffen en kan uitwapperen (dromen).
Dit zijn de ‘normale’ staten van zijn van het zenuwstelsel, in het gewone leven, wanneer er geen gevaar dreigt. Maar ja, zo is het leven niet altijd. Daarom zit er nóg een stand op het zenuwstelsel, en dat is standje gevaar. Standje gevaar zorgt voor hetzij extreme activering (vechten of vluchten) hetzij extreme deactivering (bevriezen). Allemaal functioneel voor onze overleving en het voortbestaan van onze soort.
Als al deze staten elkaar soepel kunnen afwisselen, hebben we een gezond zenuwstelsel.
Overweldigende ervaringen in de kindertijd maken dat het zenuwstelsel in een kramp raakt en zijn soepelheid verliest, en dat blijft zo totdat je daar iets aan doet. Als je er niets aan doet, is dat effect dus blijvend. Het in een kramp raken van je zenuwstelsel maakt dat het veel vaker dan nodig op één van de gevaarstanden blijft staan, of die standen afwisselt, terwijl er in het hier en nu geen gevaar meer dreigt. Het zenuwstelsel gedraagt zich alsof het gevaar van vroeger nog niet voorbij is. Je bent nog niet getroost of gerustgesteld na een overweldigende situatie. En dat betekent dat je vaak alertheid, stress, woede, vluchtgedrag of apathisch gedrag vertoont terwijl er in het hier en nu niet zoveel aan de hand is. KOPP-klachten dus. Je kan het ook gewoon ‘trauma’ noemen.
Het zenuwstelsel moet dan loskomen uit die kramp, het moet weer versoepelen, beweeglijk worden. Als het in de bevroren stand staat, moet het activeren en als het in de vecht- of vluchtstand staat, moet het juist deactiveren. Er zijn veel manieren om dat te doen, en één ervan, de meest natuurlijke feitelijk, is co-regulatie. Dat betekent: veilig samenzijn met een ander mens of dier en verbinding maken. Zenuwstelsels doen dat uit zichzelf, die verbinden zich met de zenuwstelsels van andere mensen en levende wezens. Nee, dat is geen abracadabra en ook niet zweverig. We weten allemaal dat je een huilend kind alleen kan troosten als je zelf kalm bent. Er is contact tussen de zenuwstelsels van de trooster en het kind. Kalmte is besmettelijk, evenals stress overigens. Als de trooster dus aangestoken wordt door de stress van het kind, heb je het begin van parentificatie te pakken. Omkering van de rol van ouder en kind.
Omdat onze zenuwstelsels met elkaar in verbinding staan, kunnen we groepsdynamieken ervaren zoals het heerlijke gevoel van verbonden zijn en genieten op een dansfeest of concert, of het dreigende besef van uit-de-hand-lopende emoties bij een demonstratie met rellen. We voelen elkaars emoties aan en reageren daarop, of we dat nou willen of niet.
Wij mensen zijn dus veel minder autonoom dan we graag willen geloven. En daar is een goede reden voor. We delen – net als kuddedieren, scholen vissen en zwermen vogels – op een bepaald niveau één gemeenschappelijk bewustzijn, zodat we adequater op gevaar kunnen reageren. Dat gemeenschappelijke bewustzijn kan ons gematigd of extreem activeren en deactiveren, precies zoals het individuele zenuwstelsel dat kan. De golf van gemeenschappelijk angst en stress die opgeroepen is door de corona-crisis is daar een goed voorbeeld van.
En daar zijn we weer terug bij het besmettingsgevaar. Je kan elkaar besmetten met ziekte (corona), maar ook met gezondheid en zelfs heling (co-regulatie) als je dicht bij elkaar komt. Hier spelen twee tegenstrijdige levensbehoeften: verbinding en autonomie. We leggen in onze samenleving erg veel nadruk op autonomie, in het geval van corona te vertalen met ‘het recht om niet besmet te worden’. Maar verbinding is net zozeer van levensbelang als autonomie. Vooral voor wie als kind niet getroost en gerustgesteld is, en daarom nog steeds rondloopt met een ontregeld en verkrampt zenuwstelsel.
Dus lieve mensen, mijd elkaar niet. Juist niet in moeilijke tijden. We hebben elkaar nodig. Ik zeg niet dat je onnodige risico’s moet lopen; bescherm je waar nodig en mogelijk. Maar mijd elkaar niet.