KOPP-blog: Extern en intern systeem
TOEN IK 28 WAS, chronisch depressief maar uitbehandeld in de reguliere ggz, deed ik een belangrijke ontdekking. Vóór die tijd liet ik mij altijd emotioneel jojoën door mijn omgeving. Als ik in een leuk studentenhuis woonde en een aardig vriendje had, voelde ik me geliefd en het waard om te leven. Maar ja, huisgenoten kwamen en gingen en vriendjes ook. Dus als de omstandigheden minder rooskleurig waren, werd ik depressief. Ik ervaarde dat niet als iets waar ik zelf invloed op had; mijn psychische gezondheid moest van buiten komen.
In therapie leer je dat je je met anderen moet verbinden. Dat je je gevoelens moet tonen, je kwetsbaar moet opstellen, je sores moet delen. Gelukkig ontdekte ik rond mijn 28ste dat er nog iets anders is dan die omgeving waarvan ik me zo gevaarlijk afhankelijk voelde. Ik zelf namelijk, met mijn eigen binnenwereld. Waarom had niemand mij ooit verteld dat ik me ook, eerst, en misschien wel vooral, met MEZELF moest verbinden?
Het klopte allemaal, ik moest mijn gevoelens tonen, mij kwetsbaar opstellen en mijn sores delen... met mij! Al doende kwam ik erachter dat ik mezelf daarbij ook behoorlijk in de weg kon zitten. Ik bleek intern ook flink te jojoën door op het ene moment al mijn gevoelens te veroordelen en het volgende moment diezelfde gevoelens juichend te verwelkomen. Maar het mooie daarvan was dat ik het zélf was, die dat deed. Je kan een ander niet veranderen, alleen jezelf, wist ik. En daar viel nog wel wat werk te verrichten – ik had mijn innerlijke systeem nog niet op orde.
Vanuit het perspectief van een kind moet de bevrediging van alle behoeftes inderdaad van buiten komen. Voor een kind is die afhankelijkheid van andere mensen – in eerste instantie meestal je ouders – de realiteit. Beangstigend, vooral als je vroeger ervaren hebt dat die je niet geven wat je nodig hebt. Je kan er je leven lang mee bezig blijven om van anderen alsnog te krijgen waar je verdomme ooit recht op had. Sommigen maken er letterlijk hun beroep van om anderen aan te klagen vanwege het onrecht dat ze veroorzaken. Daaronder ligt maar al te vaak de illusie dat ze door de ‘daders’ te ontmaskeren ooit hun eigen verleden ongedaan zullen kunnen maken. Anderen raken verslaafd aan liefde, waarbij van de partner verwacht wordt dat die de verantwoordelijkheid neemt voor het dichten van dat onmetelijke innerlijke gat.
Met andere woorden: je kan een enorme lading leggen in wat je allemaal van de buitenwereld verwacht om het leven voor jou goed te maken. Hoe meer lading je buiten jezelf legt, hoe slechter je je zult voelen. Geloof me, ik heb het allemaal gedaan. Van stille, teruggetrokken verontwaardiging tot liefdesverslaving tot obsessief bezig zijn met het door de mand te laten vallen van ‘foute’ anderen. Al is het zonde geweest van mijn energie, het heeft me wel geleerd dat het daar dus niet te vinden is. Kortstondig misschien, ja. Maar niet structureel.
Er is maar één persoon in je leven op wie je structureel een beroep kan doen en dat ben je zelf. Voor iedereen die als kind geen veilige band heeft kunnen opbouwen met papa, mama of andere volwassenen, is dat niet alleen een harde boodschap, maar ook moeilijk te begrijpen. Daarvoor moet je beseffen dat mensen die in een gezond systeem zijn opgegroeid, óók de basisveiligheid uit zichzelf halen als ze eenmaal volwassen zijn. De basisveiligheid die zij meekregen uit hun systeem van herkomst, hebben ze geïnternaliseerd (ik ben veilig en als er dan toch gevaar dreigt, vraag ik om hulp).
We functioneren als volwassenen allemaal op basis van de internalisering van de realiteit die we meekregen. Dus als die realiteit was: ik ben niet veilig en als het uit de hand loopt, is dat mijn schuld, dan is dat wat deze volwassene ook tegen zichzelf zal zeggen. Je innerlijke systeem ondersteunt onbewust en loyaal je systeem van herkomst, tótdat je daaraan gaat werken.
Dat betekent dat je zicht moet krijgen op je interne systeem. Ieder mens heeft innerlijke delen, dat is normaal. Welke in de tijd gestolde kinderen en niet langer dienende overlevingsstrategieën draag je met je mee? Je mag dit nieuwsgierig onderzoeken zonder te oordelen. Je interne systeem heeft jou toegerust om te overleven in de omgeving waarin je opgroeide. Alle delen waren daarvoor functioneel en verdienen je respect.
Wanneer je je als volwassene kan verbinden met de realiteit van het kind dat je ooit was, de pijn en de angst kan voelen en tegelijk óók het mededogen dat dit kind verdient, dan verandert er wérkelijk iets in je innerlijke systeem. Er komt iets tot rust. Je lichaam ervaart dat er een gevaar is geweken. Dit is een fysiek en emotioneel proces, er is weinig cognitiefs aan behalve het feit dat het zo werkt.
De moraal van dit verhaal? Je innerlijke systeem is minstens zo belangrijk als je familiesysteem. De verantwoordelijkheden liggen er vast, net zoals in familiesystemen: ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen zolang die kind zijn, niet andersom. Jouw volwassen deel is verantwoordelijk voor de kinddelen in jou. Je bent je eigen ouder en het is jouw taak om je kinddelen te beschermen tegen onveilige personen of situaties, een te hoge draaglast of een ongezonde leefstijl. JUIST omdat je eigen ouders dat vroeger niet of onvoldoende deden, is dat nu extra belangrijk.