KOPP-blog: burn-out

EEN KLACHT DIE heel vaak voorkomt onder KOPP’ers is burn-out. Waarom hebben we toch zoveel moeite met functioneren op het werk?

Vroeger was ik zelf een makkelijke prooi voor burn-out.
Dat komt, ik had een innerlijke slavendrijver met een zweep die mij meedogenloos voortjaagde. Het probleem bij burn-out is niet zozeer dat de leidinggevende iemand opjaagt als wel dat diens innerlijke slavendrijver met die leidinggevende samenspant. Als dat niet zo zou zijn, dan zou die persoon namelijk gewoon ‘nee dank u’ zeggen.
Huh?

Stel, ik zeg tegen jou: ‘Je bent groen. Schiet op zeg, krijg eens een huidskleur!’ Zou dat je dan raken? Zou je je minderwaardig gaan voelen, veroordeeld, zou dat pijn doen? Ik probeer het regelmatig uit op mijn klanten maar die blijken daar echt niet van te schrikken. Zo’n uitspraak wekt eerder de lachlust op. Zelfs bij iemand die er anders nachtenlang niet van kan slapen als een verre kennis een vage opmerking heeft gemaakt over haar rommelige of wellicht juist te opgeruimde huis. Je zou misschien kunnen denken dat het mijn persoon is die de lachlust opwekt, maar de reacties op de tweede zin die ik vervolgens uitspreek bewijzen dat het daar niet aan ligt. Die tweede zin is: ‘Je schiet tekort.’ Slechts heel weinig KOPP’ers in mijn praktijk moeten daarom lachen.

Wat is het verschil? Als je een verwijt krijgt dat kant noch wal raakt, is het veel gemakkelijker om dat naast je neer te leggen dan een verwijt waarbij er ergens een stemmetje in jou is dat zegt: ‘Ze heeft gelijk.’ Het is niet zozeer zo dat wat de ánder zegt zo’n pijn doet, maar dat er iets in jou is dat dat kennelijk gelóóft. Het is niet zozeer het zaadje dat die ander laat vallen, als wel de kwaliteit van de aarde waarin het in ons valt. Als dat vruchtbare aarde is, dan gaat het plantje groeien. Het wordt een plant, een struik, een boom. Hoe groter die wordt, hoe meer je erin gelooft.

Hopelijk is het zaadje een compliment en is jouw innerlijke aarde vruchtbaar voor complimenten. Je gelooft ze, omdat je – zonder zelfgenoegzaam te hoeven zijn – zelf wel weet dat je complimenten waard bent. Je hebt ze namelijk eerder gehad, met name in de periode dat je hersenen geprogrammeerd werden op ‘wat als normaal te beschouwen’: je eerste vier levensjaren. Hopelijk is het zo met jou gesteld!

Maar ja, niet alle zaadjes die vallen zijn zo constructief. Als je in je kindertijd vooral de conclusie getrokken hebt dat je tekortschiet, omdat je de psychoses van je moeder of de depressies van je vader of welke andere huiselijke ellende dan ook niet kon voorkomen, dan wordt jouw grond zeer vruchtbaar voor de suggestie dat je niet voldoet. Je schiet tekort, dus je doet niet voldoende, dus je moet meer doen, dus je moet harder werken en beter je best doen. Die overtuiging wordt jouw innerlijke slavendrijver, vooral als die ook nog door de buitenwereld bevestigd werd of wordt. De huiselijke ellende was destijds zo traumatiserend dat jouw slavendrijver deze boodschap met flink veel lading en energie brengt, in de kinderlijke hoop dat hij daarmee herhaling kan voorkomen. Kinderlijk inderdaad, want deze overtuiging is vroeg in jouw leven ontstaan en heeft zich steeds een beetje doorgeëvolueerd. Misschien ben je je niet meer zo bewust van de oorsprong ‘ik schiet tekort’ maar merk je wel op dat je ‘altijd nóg beter je best moet doen’.

In elk geval staat een dergelijke overtuiging op gespannen voet met het fenomeen ‘grenzen aan je draagkracht’. Mijn realiteit was dat de draaglast (dat wat er gebeuren moest), bepaalde hoe groot mijn draagkracht moest zijn. Ja, MIJN draagkracht, want IK was overal verantwoordelijk voor. ‘Samen’ kwam in mijn woordenboek niet voor. En ‘nee’ dus ook niet. Nou, als je zo in elkaar zit dan is dat hét recept voor burn-out. Er zijn dan geen grenzen aan de opdracht, maar uiteraard wel aan je fysieke of psychische capaciteit. De meest hardnekkigen onder ons moeten leren dat onze capaciteit begrensd is door letterlijk onder de draaglast te bezwijken.

Maar waarom kan een ander datzelfde werk dan wél gemakkelijk aan? De clou is, burn-out gaat niet over het werk op zich, maar eerder over de relatie met de leidinggevende. Vaak is deze relatie bij voorbaat al beladen. Zonder de goedkeuring van de leidinggevende geen werk, geen geld en dus geen eten, immers. Een afhankelijkheidsrelatie waarin grenzen aangeven moeilijk of zelfs ondenkbaar is, omdat dat in je eerste vier levensjaren – toen je hersenen een innerlijke slavendrijver produceerden – ook zo was. Dit is niet de schuld van de leidinggevende, die kan hier niets aan doen. Wel kan hij of zij deze dynamiek versterken of verzachten.
Daarbij komt dan nog de last die iemand daarónder al draagt. Het is voor KOPP’ers vaak een enorme opgave om überhaupt sociaal te functioneren. Wie in het dagelijks leven voortdurend met een zware steen op zijn nek loopt, kan daar bovenop minder werk verzetten dan iemand die zijn volle potentieel kan inzetten.

Wat ons te doen staat om ons te bevrijden van die zware steen en die slavendrijver? De realiteit zoals die was onder ogen zien. De waarheid waar laten zijn. En de emotionele impact die dat besef met zich meebrengt, zonder verzet ‘nemen’. Als je kan voelen dat deze realiteit van tóen is en niet van nu, kan je de steen neerleggen en de slavendrijver bedanken voor zijn diensten. Zonder innerlijke slavendrijver had je het vroeger niet overleefd. En zonder diezelfde innerlijke slavendrijver raak je nu niet meer burn-out. Dan zeg je gewoon tegen je leidinggevende: ‘Nee, dank u.’